Diane Arbus

  • Books
    diane arbus, An Aperture Monograph, Special Edition for The Museum of Modern Art New York
    23,5 x 28 cm
  • Biography

    Diane Arbus (14 maart 1923 – 26 juli 1971) was een Amerikaanse fotografe. Ze werd wereldberoemd met portretten van bizarre mensen, minderheden, mensen met afwijkend gedrag of uiterlijk, die zij met diep menselijk gevoel observeerde.

    Jeugd
    Diane Arbus, kind van welgestelde joodse ouders, werd in New York City geboren als Diane Nemerov. Al snel begon Arbus te schilderen maar ze haatte de geur van de verf en het gekras van het penseel op het canvas.

    Levensloop
    Op haar achttiende in 1941 huwde ze met Allan Arbus. Rond die periode ontwikkelde ze ook haar interesse voor de fotografie. Samen met haar man maakte ze publiciteitsfoto's voor haar vaders zaak en werkte ze in de reclamewereld.

    Tussen 1955 en 1957 studeerde Diane Arbus fotografie bij Lisette Model die haar meteen opmerkte. Model stimuleerde Arbus in het verder uitdiepen van haar persoonlijk werk.

    Van dan af legde Arbus zich toe op het portret. Ze fotografeerde nudisten, travestieten, personen met een mentale handicap, dwergen en reuzen, maar vooral ook gewone mensen. Ze sprak de mensen aan op straat of in het park en maakte ter plaatse een foto of ging met ze mee naar huis.

    Diane Arbus schoot heel wat zwart-wit opnamen van 'freaks', zoals zij ze noemde. Identieke tweelingzusjes, een enorme reus met gekromde rug in de huiskamer van zijn ouders, een Mexicaanse dwerg tussen de lakens. Allemaal volgens haar bekende recept: direct en frontaal gefotografeerd. Hun vreemdheid valt niet op, die is deel van hun persoonlijkheid. Een "gewoon" jongetje in Central Park, duivelse bekken trekkend, dat met een plastic handgranaat in zijn rechterknuist speelt. Wie is hier nou eigenlijk abnormaal, bedoelt Arbus.

    Vanaf 1960 werkte ze als freelancefotografe; maakte foto's voor Harper's Bazaar, Esquire en New York Times Magazine en werkt aan de Parsons School of Design in New York in 1965/1966.

    In 1967 werden haar foto's opgenomen in de belangrijke tentoonstelling 'New Documents' in het Museum of Modern Art in New York. Haar portretten werden er getoond naast de straatfotografie van tijdgenoten Garry Winogrand en Lee Friedlander. Meteen was een nieuw stukje fotogeschiedenis geschreven: het drietal wordt beschouwd als de belangrijkste vertegenwoordigers van het soort zelfreflecterende, maatschappijkritische en sociaal documentaire fotografie dat Robert Frank in de jaren '50 had uitgevonden. De tentoonstelling kende een overweldigend succes.

    In 1968/1969 werkt ze als docent aan de Cooper Union, New York en in 1971 heeft zij een solotentoonstelling in het Museum of Modern Art, New York.

    Tegen 1970 was Arbus een internationaal gevierd kunstenaar. Ondanks de geweldige carrière die ze doormaakte pleegde ze zelfmoord in juli 1971. Na haar dood werden haar foto's getoond op de Biënnale van Venetië waar zij als eerste Amerikaanse fotograaf haar land vertegenwoordigde. Van de monografie die in 1972 bij Aperture verscheen en die ondertussen al aan zijn twaalfde editie is, werden wereldwijd meer dan 100.000 exemplaren verkocht.


    Vernieuwer
    Diane Arbus werd al tijdens haar leven beschouwd als één van de belangrijke vernieuwers van de documentaire fotografie. Toen ze zich in 1971 het leven benam, kreeg de mythe Arbus nog grotere proporties. De frontale portretten die ze maakte, bleken een spiegel van haar eigen onmogelijkheid stand te houden in dit leven. Arbus' indrukwekkende zwartwitfoto's bevinden zich in de belangrijkste collecties van de wereld en worden (terecht) vaak getoond.

    Arbus gebruikte een tweeogige zes bij zescamera. Een zwart doosje met twee lenzen; één om door te kijken en één die de foto maakt. Door zo'n camera kijk je van bovenaf op het matglas. Het toestel bevindt zich bij de opname meestal ter hoogte van de buik en dus lager dan de meeste andere camera's die we voor de ogen houden. Van Arbus wordt wel eens gezegd dat ze letterlijk vanuit de buik fotografeerde. Dat lage standpunt is hoe dan ook bepalend voor veel van Arbus' portretten. Ze stelt zich nederig op en tegelijkertijd toont ze de (onflatteuze) onderkant van de kaak en neusgaten. De dubbelzinnigheid van empathie en respect aan de ene kant en ironie of zelfs weerzin aan de andere kant zijn bepalend voor de indringende dynamiek in haar foto's.

    Nog zeer herkenbaar aan haar stijl is het gebruik van het flitslicht. Als één van de eersten gebruikte ze de flits bij daglicht. Ze beschouwde dit licht als een inhoudelijke toevoeging door zijn onverbiddelijke scherpte en brute kracht. De flitslamp werd met een beugel links naast het toestel gemonteerd waardoor er steeds een donkere schaduw loopt rechts op de gezichten en naast de neus. Ieder detail wordt uitgelicht terwijl de achtergrond -die door de flits niet werd belicht- als een donkere vlek opdoemt.

    Wat Arbus' foto's zo frappant maakt is dat ze nooit vervalt in goedkope spot ondanks de scherpe en kritische toon van haar foto's. Steeds maakt Arbus er ons van bewust dat ook zij -en wij als toeschouwer op onze beurt- deel uitmaakt van de getraumatiseerden van het eigen bestaan.